Sunday 13 April 2014

Keycolours studiedag: Leen van de Bergh

Van Leen wist ik dat het goed ging zijn. Ik had al eerder een paar jaar geleden een minireeks lessen van haar gekregen op de PHL. Ik was er toen al helemaal van ondersteboven en deze keer was het weer raak. Ze had voor mij dus niets echt nieuws vertelt maar het was heerlijk die lessen van toen eens te kunnen opfrissen. 

Leen begint eerst met haarzelf voor te stellen. Ze schrijft en doceert. Ze schrijft voor film en tv. Maar in kringen waar ik graag rondhang is ze vooral bekend van haar jeugdliteratuur. De vraag van eend, een poeitisch verhaal die vragen over de dood wilt beantwoorden blijft één van mijn persoonlijke favorieten van haar. 


Ze geeft een lezing met zeer duidelijke structuur en uitleg. Zelfs al lees je het hier, het is en blijft een heerlijke lezing om eens van haar zelf te horen en zo ook eens in haar brein te pikken over nog veel meer over schrijven en verhalen. 

  • Hoe schrijf je een goed kinderboek?

Bepaal het thema van je verhaal. Thema's moeten herkenbaar zijn voor jonge kinderen. Wensvervullende thema's vinden ze leuk, dit zijn thema's die gaan over die ze eigenlijk niet mogen of niet kunnen. En toch, elk thema kan! Maar moet wel omgezet zijn in een wereld die jonge kinderen boeien, dit liefst met veel humor en fantasie. 
Maar het belangrijkste is dat je moet aansluiten op de leefwereld van een kind. Bekijk dus eens alles door de ogen van een kind, desnoods ga eens door de knieeen en kijk alles eens van dat oogpunt. Je zit plots in een andere wereld. 

Bepaal het probleem en het doel van je personage. Als dat doel een verkeerde keuze is, kan hij er misschien iets uit leren. Een goed voorbeeld ervan is bijvoorbeeld Rikke van de eerder besproken Guido van Genechten. Rikki probeert zo hard om erbij te horen en zijn oor recht te laten staan terwijl het eigenlijk alleen maar over zelfaanvaarding gaat.
Als je een thema hebt gekozen moet je de test eens doen om het in 1 woord te kunnen samenvatten.  

Bepaal je permissie en formuleer hem op een actieve manier. Een woordje uitleg hierbij. Wat heb jij als schrijver te vertellen over dit verhaal? De permissie ligt uiteindelijk vervat in de afloop van je verhaal. Let erop dat hij er niet vingerdik op ligt want dit zal te moraliserend overkomen.
De permissie bij het boekje Rikki is dat als je gepest wordt omdat je anders bent, je eerst zelf moet aanvaarden dat je anders bent, eenmaal dat, zal je geaccepteerd worden. 

Uiteraard moet je ook een wereld kiezen waar je verhaal in afspeelt. is het een dierenwereld, mensenwereld, enz… Het voordeel van de dierenwereld is dat alle soorten mensen zich aan 1 bepaald dier kunnen linken. Daarnaast kan je er ook spelen met metaforen. Zo is een leeuw meestal een heerser, maar wat als de leeuw in het verhaal juist niet kan heersen?

Een volgende stap is een uitgebreide karakterschets maken van je personage. Je wil namelijk geen bordkartonnen karakters hebben. Maar genuanceerde karakters. Wat zijn hun dromen, angsten of wensen? Ze moeten kwetsbaar worden en van vlees en bloed voelen. 
Op deze manier zal je lezer makkelijk sympathiseren met je personage. Misschien kan de lezer zich zelfs identificeren. Ook al is het een verzonnen karakter. Nog steeds moeten de gevoelens herkenbaar zijn. 

Dus, het geraamte van je verhaal is uiteindelijk: WIE, WAT, WAAR, WAAROM doet hij wat hij doet, WANNEER. De volgende stap is om dit geraamte in 3 lijnen uit te schrijven plus het gegeven hoe het afloopt. Lukt dit je niet. En heb je teveel woorden nodig dan klopt er iets niet en zal je verder moeten puzzelen.

Denk eraan! 
Een verhaal voor kleine kinderen loopt steeds goed af

  • Nu meer over de structuur van het verhaal. 

Er is een begin. En je mag meteen met de deur in huis vallen door de probleemstelling erin te gooien. Wat is het probleem of wens van je hoofdpersonage? Je mag niet te lang wachten met de probleemstelling anders komt het verhaal niet op gang. 
De probleemstelling moet niet uitgelegd worden maar vooral getoond worden. 

Er is een midden. Dit bestaat erin dat het personage het probleem gaat oplossen of zijn wens probeert te vervullen. Hij zal pogingen ondernemen maar er zijn hindernissen. Eigenlijk is het personage zijn eigen probleem en zoekt hij de oplossingen op een totaal verkeerde plaats. Daardoor wordt het probleem alleen maar groter. 
Bij Rikki probeert Rikki namelijk zoveel dingen uit en de andere lachen steeds harder. 
Het is best dat de pogingen moeilijk genoeg zijn en zelfs gradueel gesorteert worden van het meest voor de hand liggende naar het verst gezochte of moeilijkste. 

Dit zorgt ervoor dat Rikki in de Climax of crisis van het verhaal terecht komt. Beeldend is dit te herkennen door de donkere kleuren. Het is het moment dat het personage dreigt op te geven. 
Er moet dus een andere oplossing komen dan al eerder is geprobeerd. Vaak wordt de crisis opgelost door een ander personage dat erbij helpt. Bij Rikki is het bijvoorbeeld de dokter die Rikki helpt en hem uitlegt dat er niets mis is met zijn oor en ze in alle maten en vormen komen. 

Uiteindelijk is er het Slot. Dit moet onverwacht, grappig en geloofwaardig zijn. Maak er geen deus ex machina van. De oplossing van het probleem moet namelijk al te vinden zijn in het verhaal. Onderschat kinderen niet. Want een oplossing uit de lucht zal niet aanvaard worden. 
Het hoofdpersonage zal evolueren door de oplossing die er komt. Hij zal er door gegroeid zijn en eruit geleerd hebben. 

  • Uiteidenlijk nog: 

-Zorg voor verrassende wendingen.

-Geef je informatie mondjesmaat, maak je lezer nieuwsgierig. 

-Planting en pay-off. plant een zaadje en oogst op het einde van het verhaal de oplossing of clue. 

-Time lock: Je kan een tijd bepalen waarin alles moet gebeuren. Dit bouwt spanning op. Bijvoorbeeld een bom die op een bepaalde tijd afgaat.

- Gebruik geen flashbacks. Ze onderbreken namelijk de spanningsopbouw. Daarbij is tijd nog te abstract voor kinderen van deze leeftijd. 

-Herhaal niet wat er in beelden te zien is. Je kan beter suggestief schrijven. Beeld en tekst moeten elkaar aanvullen. 

- schrijf in scènes. je moet durven sprongen te maken. 

- Schrijven is niet vertellen maar tonen.

- Maak geen lange inleiding. Begin in het midden van de actie, pak de lezer met je eerste zin. 

- teveel tekst maakt een verhaal zwak. Dit wil alleen maar zeggen dat je basis nog niet goed zit. 

-Schrijf visueel. schrijvers moeten beelden oproepen. Bijvoorbeeld niet "hij was heel boos" maar wel "hij gooide zijn favoriete speelgoed stuk"
Vermijd dus abstract woorden.

  • Over het meer technische schrijven. 

Probeer dialogen te beperken want deze dienen voor:
-actie te bevorderen.
-een situatie te verduidelijken
-te karakteriseren
-conflict te versterken

Een dialoog kan je niet schrijven zoals we effectief spreken want dit zou teveel tekst zijn. 

Gebruik voor jonge kleuters korte en ritmische zinnen. 

Onderbreek je tekst niet met commentaar. 

Gebruik geen tussenzinnen!
Voorbeeld niet: 
Rikki die ….
Deze zinnen zijn te lang voor kinderen.

Gebruik directe reden geen indirecte reden.

Tegenwoordige tijd is levendiger en makkelijker voor een kleuter om zich in te leven.

Tekst die rijmt is vaak een obstakel voor vertaling en zo ook voor productie.

En een laatste tip: lees je verhaal luidop voor.






No comments:

Post a Comment